Autochtone planten: “Natuurbeheer heeft de aandacht…”

Met autochtoon plantmateriaal bedoelen we bomen en struiken die sinds de laatste ijstijd in Nederland, en directe omgeving, op eigen kracht groeien, zonder directe invloed van de mens. Simpel gezegd zijn autochtone planten, planten die van nature voorkomen in een bepaald gebied en zichzelf voortplanten.

Door menselijk handelen zijn veel autochtone bomen en struiken verdwenen. Hier kwam aanplant uit andere delen van Europa (Zuid- en Oost-Europa) voor in de plaats. In onze ogen is het belangrijk om het aandeel autochtone bomen en struiken te verhogen, gezien het feit dat deze Zuid- en Oost-Europese planten negatieve gevolgen kunnen hebben voor de Nederlandse natuur. Uitheemse bomen en struiken kunnen weliswaar van dezelfde soort zijn als hun autochtone tegenhangers, maar zijn andere klimatologische omstandigheden gewend, hebben een ander groeiritme en een andere genenstructuur.

Hierdoor zijn deze soorten vatbaarder voor ziekten en aantastingen, omdat de Nederlandse ziekten en klimatologische omstandigheden in andere streken niet of in mindere mate voorkomen. Door hun afwijkende genetica en groei- en bloeitijd kunnen uitheemse bomen en struiken het ecosysteem verstoren.

Denk bijvoorbeeld aan meidoorn van mediterrane herkomst die in ons land veel gevoeliger is voor bacterievuur en meeldauw dan autochtone planten. Sleedoorn uit de zuidelijke regio’s bijvoorbeeld bloeit vroeger dan autochtone sleedoorn .

Insecten planten zich echter voort volgens de ‘late’ Nederlandse bloeikalender. Als planten te vroeg in bloei staan missen ze de aansluiting met insecten voor bestuiving en insecten missen de voedselbron. Daarnaast kennen planten met bijvoorbeeld een landklimaat nauwelijks nachtvorst. Bomen en struiken van Nederlandse herkomst zijn beter toegerust voor schommelingen in bloeitijd en temperatuur en blijven hun natuurlijke ritme volgen.